Maandag behandelt de Tweede Kamer het wetsvoorstel voor een CO2-heffing voor de industrie, die sinds het Klimaatakkoord voorzien was. De afspraak versterkte een oude polemiek, met enerzijds voorstanders die wijzen op de fors lagere kosten voor CO2-reductie in de industrie in vergelijking met andere sectoren, en anderzijds tegenstanders die vrezen voor een ongelijk speelveld en weglek van industriële activiteiten naar het buitenland. Hoe ziet het voorstel eruit?
- De CO2-heffing krijgt de vorm van een minimumprijs ten opzichte van het ETS. De heffing en de ETS-prijs zijn communicerende vaten die samen een effectieve prijsprikkel af moeten geven.
- De heffing wordt geïnd bij de ETS-industrie, AVI’s en grote N2O-uitstoters. Ook de uitstoot gerelateerd aan warmtelevering door de energiesector valt eronder, met uitzondering van stadsverwarming. Uitstoot door elektriciteitsopwekking wordt in beginsel niet belast.
- Er is een vrijgestelde uitstoot in de vorm van dispensatierechten. Deze worden berekend o.b.v. productievolumes, productiebenchmarks gelijk aan die voor het ETS en een uniforme nationale reductiefactor.
- Door de reductiefactor neemt de hoeveelheid dispensatierechten tot 2030 af. Wegens de effecten van de coronapandemie zal deze factor aanvankelijk voor meer dispensatierechten zorgen, maar daarna scherper omlaag worden bijgesteld om toch het industriedoel te halen.

Critici vinden een nationale heffing overbodig en zeggen dat Nederland beter de aanscherping van het EU-ETS tot 2030 af kan wachten. Het kabinet houdt echter vast aan het Klimaatakkoord en wil het nationale reductiedoel voor de industrie (14,3 Mt in 2030) borgen. Uitstel van de CO2-heffing vanwege de huidige pandemie vindt het kabinet onaanvaardbaar, daarin gesteund door de SER die het zaak vindt een geloofwaardig prijssignaal voor 2025 en 2030 af te geven. Ruimere dispensatierechten moeten op korte termijn een gelijk speelveld waarborgen en richting en vertrouwen geven aan investeringsplannen.
Het verslag van de stakeholderconsultatie in mei en de recente nota van de stas laten zien dat veel mitsen en maren van voor- en tegenstanders bij de voorbereiding van het wetsvoorstel overwogen zijn. Het kabinet wil een ontwerp van de heffing die objectief, transparant, juridisch houdbaar en uitvoerbaar is. Mede daarom is gekozen voor een uniforme aanpak, een dekking van sectoren zoals vastgelegd in het Klimaatakkoord en benchmarks die in beginsel gelijk zijn aan die in het EU-ETS.
Een belangrijk punt voor alle partijen is vanzelf de hoogte van de heffing. Die staat nog niet vast. In september kwam het PBL met een actualisatie van inzichten over het prijspad voor de heffing. PBL stelt dat een tarief van 90 tot 165 €/tCO2 in 2030 (incl. ETS-prijs) nodig zou kunnen zijn om het industriedoel te halen. Daarbij geldt dat hoe meer subsidies beschikbaar zijn, hoe lager de CO2-heffing kan zijn om voldoende prikkel voor CO2-reductie te houden. Vooral de SDE++ is belangrijk. Daaronder is ca € 550 mln beschikbaar voor CO2 reducerende technologie anders dan hernieuwbare energie, maar het is onzeker is of dat genoeg is. Voldoende subsidies en steun bij de realisatie van infrastructuur zijn cruciaal om te zorgen dat bedrijven voldoende handelingsperspectief hebben.
Ondertussen wordt ook in Brussel hard gewerkt aan het beprijzen van CO2. Niet alleen wordt het EU-ETS tot 2030 aangescherpt. Vorige week werden ook publieksconsultaties gesloten over zowel de herziening van de Richtlijn Energiebelastingen, als het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). De huidige Richtlijn Energiebelastingen dateert uit 2003 en bevat veel perverse prikkels voor het gebruik van fossiele brandstoffen. Belastingvoordelen voor fossiele brandstoffen liepen op tot € 40 mld in 2016. De ambitieuze klimaatdoelen van de EU en de Green Deal nopen dan ook tot een herziening. Het CABM moet ervoor zorgen dat het speelveld met vervuilende industrie buiten de EU gelijk getrokken wordt. Daarnaast neemt de EC actie om te bewerkstelligen dat de Raad van Ministers op fiscaal terrein gaat stemmen met gekwalificeerde meerderheid, om te voorkomen dat afzonderlijke lidstaten een veto uit kunnen spreken.
Hoewel er dus nog heel veel werk te verzetten valt, zijn de vooruitzichten voor de beprijzing van CO2 in Europees verband beter dan ooit. Laat Nederland daar een voortrekker zijn.